DE theorie van Positieve Desintegratie

Dabrowski (overexcitabilities)

De Poolse psychiater en psycholoog Dabrowski (1902-1980) heeft heel veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de mens. Hij wilde een algemene theorie van menselijke ontwikkeling schrijven. Dit is zijn Theorie van Positieve Desintegratie (TPD) geworden. Het voert te ver om hier de hele theorie te beschrijven, maar in de basis onderscheidde hij de volgende factoren die de ontwikkeling beïnvloeden.

  • De aanleg van de persoon (aangeboren kenmerken, mogelijkheden en capaciteiten)
  • De invloed van de sociale omgeving
  • De wil om te groeien


Dabrowski ging ervan uit dat er niet alleen sprake is van groei in ontwikkeling, maar dat er ook afbraak van bestaande psychologische structuren plaatsvindt. Door deze zogeheten desintegratie kunnen weer nieuwe structuren worden gevormd.

Naast deze theorie van Positieve Desintegratie ging Dabrowski onder andere uit van een Ontwikkelingspotentieel. Dit potentieel bestaat uit de in aanleg aanwezige talenten, de wil om te groeien én 5 overexcitabilities (overprikkelbaarheden).

Zijn collega en opvolger Piechowski zag deze overprikkelbaarheden als één van de kenmerken van hoogbegaafdheid. Er is bij hoogbegaafden sprake van een hogere gevoeligheid voor prikkels én een intensere beleving van deze prikkels.

Deze overprikkelbaarheden kunnen grote invloed hebben op het functioneren van het hoogbegaafde kind. Wanneer het bijvoorbeeld hyperactief en impulsief gedrag vertoont, wordt het de hele tijd gecorrigeerd en loopt het een risico op een diagnose ADHD.

Ook kan de sterke gevoeligheid voor zintuiglijke prikkeling en de soms obsessieve passie voor bepaalde zaken verward worden met kenmerken van autisme of wordt de sterke emotionele beleving gezien als zwak of kinderachtig.

Het gedrag beïnvloedt de reacties van de omgeving. Maar ook kan het hoogbegaafde kind zelf last hebben van zijn gevoeligheden. Wanneer je alles zo intens ervaart, kunnen depressieve gevoelens, piekeren en een vol hoofd het gevolg zijn. Het lukt dan misschien moeilijk om te ontprikkelen.

Ook kan een kind door zijn creatieve en actieve denken moeite hebben met concentreren, bijvoorbeeld bij de uitleg in de klas. Het is dus belangrijk dat volwassenen rondom het kind leren om te gaan met deze prikkelgevoeligheid en het kind uitlegt welk effect zijn gedrag op anderen heeft.

Psychomotorisch: Dit is de capaciteit om actief en energiek te zijn. Kenmerken zijn onder andere: grote beweeglijkheid, snel praten, impulsiviteit, bezig willen zijn, gedrevenheid, competitiviteit en moeite met ontspannen.
Zintuiglijk: Dit gaat om het vermogen om zintuigelijk te genieten. Kenmerken zijn verfijnde en verhoogde zintuiglijke gevoeligheid die zich kan uiten in het genieten van schoonheid, kunst, literatuur, muziek, vormen, kleuren en natuur. Maar het kan ook leiden tot de behoefte aan bewonderd te worden, in de spotlights te staan en drang naar comfort en luxe. Iemand kan zeer gevoelig zijn voor sterke prikkels zoals fel licht, intense geuren, harde geluiden, ruwe kleding of kledingetiketjes.
Intellectueel: Hiermee wordt de activiteit van de geest bedoeld. Het gaat om een intellectuele honger. Kenmerken zijn onder andere onophoudelijk vragen stellen, alles analyseren en synthetiseren, een scherp observatievermogen, onafhankelijk denken, kritisch zijn, ontwikkelen van nieuwe ideeën en concepten, sterk zijn in het leggen van verbanden, denken over het eigen denken en een grote nieuwsgierigheid.
Verbeeldend: We hebben het dan over de verbeeldingskracht. Kenmerken zijn onder andere een sterk vermogen tot levendige visualisaties met vele details, inventiviteit, een levendige fantasie, creativiteit en innovativiteit, een groot gevoel voor humor en beelddenken. Maar denk ook aan snel wegdromen bij verveling, vluchten in een fantasie- en droomwereld en dramatiseren.
Emotioneel: Dit verwijst naar de intensiteit van de beleving van emoties en naar sensitiviteit. Kenmerken hiervan zijn onder andere complexe en intense gevoelens en emoties, een sterk vermogen tot empathie, sterke gehechtheid aan personen, dieren of plaatsen, maar ook verlegenheid, psychosomatische klachten, bezig zijn met de dood, angsten, depressies, intens gevoel van eenzaamheid, een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en een scherp rechtvaardigheidsgevoel.
Scroll naar boven